click image to go back
JEAN RUITER PROJECT / Archive and Stock Sales photoworks Jean Ruiter
About Us / About Jean Ruiter / Projects / Texts / Contact
42 / Urban Opera / 1991
01 / The Immigrants / 1991
02 / Untitled / 1991
03 / Chelsea Hotel Room / 1991
04 / Bankruptcy of a Salesman / 1991
05 / Robberies Inferno / 1991
06 / Urban Chaotic / 1991
07 / 42nd Street / 1991
08 / Homeless / 1991
09 / Bag Lady / 1991
10 / Drive-by Shooting / 1991 / destroyed
11 / The Final Escape / 1991

If you are interested in obtaining a photowork, please contact us

Related Text:
Urban Opera by Cees Straus


Urban Opera
door Cees Straus

Staande voor een van de beelden die Jean Ruiter als onderdeel van zijn ‘Urban Opera’ project maakte hoor je een oude vrouw haar verhaal vertellen, hoe zij als klein meisje de Vereenigde Staten binnenkwam. De eerste beelden die zij van het beloofde land zag waren dezelfde die zovele duizenden emigranten voor en na haar zouden zien: die van het Vrijheidsbeeld. Wat later zou zij met haar familie ontscheept worden op het kleine , uit haakse lijnen opgetrokken eiland dat vlak achter die kolossale schepping van de in oorsprong Elzasser beeldhouwer Auguste Bartholdi ligt. Ellis Island was de poort naar haar hoop, het begin van een heel nieuw leven, dat toevallig ook haar volwassen leven zou worden.
In het beeld ‘Ellis-Island’ dat Jean Ruiter naar aanleiding van dit gegeven heeft gemaakt, stomen enkele tientallen schepen op naar de haven van New York. Ze flankeren het portret van een meisje, dat getooid met een grote witte strik in haar haar, ontegenzeggelijk uit een voorbijgaande wereld dateert.
Rechts wordt de melancholische sfeer benadrukt door het portret van een man die onmiskenbaar van Europese afkomst is. Zijn blik is die van iemand die de wereld al wat langer kent. Wat sceptisch oogt hij misschien, maar toch ook doortroken van de nieuwsgierigheid naar dat land dat zoveel hoop te bieden heeft voor wie er ontvankelijk voor is.
Wie Ellis Island wel eens heeft bezocht - na een ingrijpende restauratie is dat sinds kort mogelijk - weet dat daar veel beelden van zulke verwachtingsvolle bezoekers van de Nieuwe Wereld zijn te vinden. Het is een wat vreemde sfeer die er hangt, ongebruikelijk omdat de museale context een uitzicht biedt op een verloren gegane wereld die toch zo heel dichtbij is. Neem de ferry terug naar Manhattan, dompel je onder in een van de volksbuurten die daar nog in het zuiden van de stad te vinden zijn en je treft in feite dezelfde mensen aan die op de oude foto’s op Ellis Island staan afgebeeld.
De weemoed anno 1910 die Ruiters beeld oproept, is nog altijd terug te vinden in die buurten waar de Italianen, de Oost-Europeanen en de Chinezen de meerderheid uitmaken. Ga een willekeurige hamburger- restaurant binnen en de kans dat je geholpen wordt door een man achter de counter die Russisch, Spaans, Vietnamees of Zweeds spreekt is groter dan dat je Engels zult horen. New York mag dan een Amerikaanse stad zijn, de grootste stad van het land zoals je dat placht te zijn, het is tegelijk ook een wereldstad in de meest letterlijke betekenis van het woord waar de hele wereld lijkt te zijn neergestreken.
In die stad voelt Jean Ruiter zich het meest op zijn gemak. Hij woont wisselend in Amsterdam en Californie - als hij al niet op reis is naar de zoveelste plek in een exotisch oord - maar New York is zijn geliefde die hij zonder voorbehoud adoreert. Een harder contrast met zijn vorige reizen is niet makkelijk in te denken.
Nog niet zo lang geleden trok Ruiter door het regenwoud van Mexico, waar hij aanleiding zocht om de geschiedenis van de vervolgde en door millieurampen getroffen indianenstammen te verbeelden. Maar ook de reizen naar China, Laos, Japan en Turkije staan wie zijn werk van de laatste jaren heeft gevolgd, nog redelijk goed in het geheugen.

Hoe verschillend de keuze voor deze landen ook mag zijn, keuzes die worden ingegeven door karakter en geografie, volk en cultuur, er blijkt wel degelijk een rode draad te zijn die hen verenigt. Het is een decor dat hem inspireert om er installaties in neer te zetten waarmee hij wil reageren op wat hij ter plaatse ziet en ondervindt. Een inmiddels klassiek verhaal is dat van zijn reis naar de binnenlanden van Turkije waar hij, ver van iedere vorm van stedelijk comfort, op de idee kwam om in het land een luchtbed te plaatsen dat, omdat het hem goed leek, ook nog eens roodkleurig moest zijn. Nu is kamperen een niet veel voorkomend verschijnsel in Turkije en winkels die dergelijke artikelen verkopen zijn er bepaald zeldzaam. Het kostte Ruiter een dagenlange zoektocht die hem ten lange leste het felbegeerde voorwerp deed vinden.
Het is tekenend voor zijn werkwijze dat hij niet van zijn oorspronkelijke ideeen afstapt als het even niet meezit. De inspiratie die het land hem levert, laat hij onverkort doorklinken, ook al kost dat veel moeite. Tegelijkertijd is het ook de cultuur van het land zelf, waar Ruiter zo gevoelig voor is, die hem aanzet om zijn ideeen zo goed mogelijk te verwezenlijken als die hem eenmaal voor ogen staan.
De problemen die hij in het Turkse binnenland tegenkomt, verschillen natuurlijk niet essentieel van die waar hij tegenaan loopt in het oerwoud in Mexico. In beide landen raakt hij doordrenkt met het cultuurbeeld waar hij zo dicht mogelijk bij wil staan en waaraan hij tegelijk zijn eigen wending wil geven. Want Ruiter is geen reizende antropoloog, al blijkt uit veel van zijn werk dat hij antropologische omstandigheden die hem inspireren om er zijn eigen commentaren aan te verbinden. Daarmee is hij nog geen politiek of sociaal-geengageerd kunstenaar, termen die hij trouwens ook zelf afwijst. Hij beschouwt sociaal-engagement niet behorend tot de primaire taken van de kunstenaar die zich in de eerste plaats moet verplichten tot een zo goed mogelijke uitdrukking van zijn eigen ideeen en opvattingen.
In die zin kan ook zijn betrokkenheid met het leven in een wereldstad als New York worden gezien. Aan het werk dat tijdens zijn twaalf maanden lange verblijf in New York ontstond, gaf hij de titel ‘Urban Opera’ mee. Daarmee is veel gezegd over hoe Ruiter over zijn verblijf in de Amerikaanse stad heeft nagedacht. De naam New York staat er niet in, waardoor de titel een tamelijk neutraal karakter heeft. Urban luidt in vertaling ‘stedelijk’, wat verbonden aan de vermelding van New York een flink understatement zou zijn.
De toevoeging ‘Opera’ tilt het begrip naar het niveau van drama, in de zin dat zich hier zaken afspelen die, gecomprimeerd in een aantal bedrijven, naar een apotheose moeten leiden. Ruiter creeert een permanent voortdurende finale door een gevoel van onbehagen op te roepen over wat hij ervaren heeft in de wereldstad. Zijn beeld van Ellis Island mag dan lichte nostalgie oproepen, de werkelijkheid van alledag is scherp aanwezig in het beeld waarvoor Ruiter aanleiding vond in een krantenbericht.
Niet meer dan een handvol regels vermeldde dat een van een wapen voorziene automobilist rustig bij een bushalte was komen aanrijden om daar de argeloze wachtenden zonder duidelijke aanleiding de dood in te jagen. Schieten mag dan tot de dagelijkse bestanddelen van de Amerikaanse samenleving behoren, voor Ruiter zijn de effecten ervan nog altijd ongewoon. Zoals ook de dreiging van het geweld dat in sommige delen van de stad al een niet meer weg te denken gegeven van het dagelijks leven is geworden, hem nog altijd bezighoudt.

Voor zijn werk zet hij echter zijn opwinding over een dergelijk feit opzij. Het beeld dat het lezen van het bericht doet ontstaan, is een registratie van het feit, maar tevens ook een commentaar. Niet op hoge toon uitgesproken, maar wel dramatisch getoonzet om de kijker betrokken te houden bij wat hij ziet.
En tegelijk wordt hem de gelegenheid geboden om er zijn eigen interpretatie aan te geven. Die kijk-vrijheid kenmerkt het werk van Jean Ruiter, het ontstaat daar waar hij afstand neemt van zijn engagement en er zijn persoonlijke visie voor in de plaats stelt.
Eenzelfde beeld vormt de geschiedenis van de ‘Baglady’, de vrouw die met haar hele hebben en houden in een huishoudtas is neergestreken op het bankje voor een van die monstrueus grote en macht uitstralende bankcorporaties. Amerikanen zijn goedgeefs, zo blijkt als je een half uurtje staat te kijken naar dit in de ogen van Europeanen zo schrijnende fenomeen. De vrouw moet aan het einde van de dag genoeg geld hebben overgehouden om er een eenvoudig onderdak van te kunnen betalen, maar ze verkiest de open lucht. Ruiter kwam met zo’n vrouw in contact, hoorde haar relaas aan, verbaasde zich niet langer over het verschijnsel op zich en maakte er een van zijn beste werken over.
Vrouwen vormen een vaak terugkerend thema in zijn werk. Kort voor zijn vertrek naar New York maakte hij, bij uitzondering niet op reis maar op zijn atelier in Amsterdam, een reeks portretten waarin hij vrouwen in maatschappelijke situaties confronteerde met archetypen van dezelfde vrouwen uit de kunstgeschiedenis.
Zo gaf Ruiter een nieuwe visie op het aloude clichebeeld dat mannen aan de vrouw geven die zowel de rol van madonna als dat van moeder en hoer moeten spelen.
In New York ziet Ruiter het beeld van de vrouw als carriere-najaagster die dezelfde attitude heeft als de man die haar in de weg staat. Ruiter ziet de vrouw gebruikt worden als lustobject, waartegen hij, opnieuw, niet vanuit zijn betrokkenheid fulmineert, maar er het beeld tegenover stelt dat signaleert en de kijker zijn eigen invulling laat geven. Hij slaagt er in om de banaliteit van de porno te pareren door die banaliteit eenvoudig los te koppelen en er een eigen triviale draai aan te geven. Dit proces heeft hij nog tijdens zijn verblijf in New York verzelfstandigd in een aparte reeks fotowerken waarvoor hij opblaasbare sekspoppen als model gebruikte. Door de poppen met elkaar de liefde te laten bedrijven, wordt hun trivialiteit dubbel versterkt. Het gebruik van de poppen op zich is al een vondst: het zien wekt nauwelijks of geen gevoel van lust op, maar schept wel de informatie die Ruiter over zijn idee wil geven. Door ze toch in de rol van lustwekker te plaatsen, wordt niet alleen hun belachelijkheid aangetoond, maar wordt ook duidelijk dat ze een spel spelen dat tot hun eigen werled beperkt blijft.
De bete uitdrukking op hun opgeblazen koppen, zonder enige vorm van menselijke expressie, maakt ze tot slechte acteurs in een onwerkeijke wereld. Ook hier is duidelijk waar Ruiter voor staat, maar nimmer verheft hij de vermanende (wijs)vinger. Een enkele keer is hij dichtbij zo’n uitspraak als hij zijn pessimisme over het leven in de wereldstad tot uitdrukking wil brengen.

‘All roads lead to missery’ luidt zijn (slot)conclusie. Hoe aardig had de samenleving er niet uit kunnen zien, als de natuur de stadsjungle, compleet met de auto die tot haar ondergang leidde, had overgenomen. Vogels kwinkeleren waar ooit het optrekken van het lawaaige blik werd gehoord: het paradijs ontstaat daar waar de mens niet voorkomt.
De cultuur is dan allang verdwenen, de natuur heeft haar lang verloren rechten opgeeist. Dat is natuurlijk geen typisch New Yorks beeld. Ruiters opvattingen gelden in wezen voor eke wereldstad die met dergelijke problemen kampt. Toch had hij dit werk nergens anders dan alleen in New York kunnen maken.
Misschien heeft dat te maken met het feit dat hij door zijn verblijf in de stad New York het centrum vondt van waaruit hij voortaan zijn reizen zal maken, een ijkpunt waaraan hij steeds het belang van zijn ondernemingen kan afmeten. Ruiter bouwt stug verder aan zijn odyssee, maar New York is voor nu en later het referentiekader geworden.

Dat laatste vormt een belangrijke omslag in zijn houding: hij is eindelijk ergens thuis. Ligt het daaraan dat zijn werk zo weinig te maken heeft met een Europesche houding ten opzichte van de kunst, dat Ruiter zo ‘Amerikaans’ denkt in deze beelden, wat het begrip Amerikaans’ dan ook mag betekenen?

Zijn stijl van werken heeft in Nederland in ieder geval geen gelijke. Jean Ruiter is in zijn geboorteland een der eerste kunstenaars die de onvermoede kwaliteiten van de toepassing van fotografie in twee-, maar vooral in driedimensionale beelden heeft onderkend. In Amerika bevindt hij zich daarentegen in goed gezelschap. De Ame rikaanse kunstwereld werkt immers al veel langer met het begrip fotografie,zonder dat dat een uitsluitend fotografisch resultaat tot gevolg heeft. Om die reden is Ruiter geen pursang fotograaf te noemen, laat staan een documentair fotograaf, een categorie waarin hij nogal eens terechtkomt vanwege zijn sociale betrokkenheid. Hij ziet in fotografie zo veel meer mogelijkheden dan uitsluitend het registreren van wat hij om zich heen ziet. Met behulp van fotografisch beelden kan hij commentaar - zijn visie - geven op zaken die hem bezighouden. De fotografie is daarbij een essentieel onderdeel, maar de middelen die de beeldende kunst hem aanreiken zijn minstens even belangrijk.

De verwerking van foto’s in driedimensionale beelden kan worden beschouwd als een evenwaardig middel, te vergelijken met de ruimetelijke verwerking van beeldmiddelen. Ook daar is hij voortdurend bezig de grenzen die de techniek stelt, stukje bij stukje te verschuiven. In ‘Urban Opera’ klingt uit verschillende onderdelen geluid, als wezenlijke toevoeging bij het beeld. Het werken met geluid verkeert bij Ruiter nog in een pril stadium, maar hij kan wel inschatten welke mogelijkheden hij heeft aangeboord.
Het onbekommerd openstaan voor het nieuwe, het niet geremd worden door de ballast van het verleden, bepaald doorwetten en vooroordelen, maken Jean Ruiter tot een onorthodox kunstenaar.